Link: https://icthealth.nl/nieuws/radboudumc-krijgt-vier-nieuwe-ai-labs
Ze slapen er slecht van, maar verder…?
Categories
Tags
Deel dit artikel
Wilt u belangrijke informatie delen met de redactie?
Tip hier de redactieCandice Odgers (39), hoofddocent aan Duke University in North Carolina, is zelf moeder van twee jonge kinderen. Als „digitale immigrant”, iemand die opgegroeid is zonder internet, begrijpt ze goed dat ouders zich zorgen over hun tieners die zich laten opslokken door al die schermen. Dat meldt het NRC Handelsblad.
Smartphone, tablet, computer. WhatsApp, Instagram, Snapchat. Op de bank, aan tafel en in bed. Ze worden erdoor ‘verpest’, krijgt ze vaak te horen van bezorgde ouders. Ze zijn ‘verslaafd’. Het ‘echte leven’ gaat totaal langs ze heen.
Is die vrees gegrond, dan is dat een enorm probleem. Bijna 80 procent van de Amerikaanse adolescenten (jongeren tussen twaalf en twintig jaar) heeft een mobiele telefoon. Ze gebruiken gemiddeld zo’n 7,5 uur per dag elektronische apparaten, verzenden gemiddeld zestig berichten per dag en 74 procent gebruikt een mobiel apparaat om te internetten.
In Nederland zijn die cijfers vergelijkbaar. Vrijwel alle jongeren gebruiken sociale media, bleek vorige week uitCBS-onderzoek. De meerderheid (51 procent) een tot drie uur per dag, 8 procent zelfs vijf uur of langer. De helft zegt er negatieve invloed van te ervaren.
Odgers besloot die bezorgdheid af te wegen tegen bestaande onderzoeken. Is het echt zo erg? Met masterstudente Madeleine George (28, een „digital native”) formuleerde ze zeven angsten over online mediagebruik van hedendaagse ouders. Het rapport, getiteld Seven Fears and the Science of How Mobile Technologies May be Influencing Adolescents in the Digital Age, werd vorige week gepubliceerd.
„Naarmate het project vorderde, viel ons op hoe groot het verschil is tussen de verontrustende geluiden van ouders en de media, en hoeveel bewijs daarvoor te vinden is in onderzoek”, zegt Odgers. „Er zijn niet veel volwassenen die erkennen dat mobiele apparaten ook een positief of neutraal effect op het leven van tieners kunnen hebben. Maar dat is vaak wel wat uit onderzoek blijkt.”
Odgers bespreekt de zeven grootste angsten van ouders over het sociale mediagebruik van hun kinderen:
1 ‘Mijn kind komt in contact met vreemden’
De belangrijkste conclusie van het rapport, zegt Odgers, is dat offline gedrag de beste indicatie is van online gedrag. Oftewel: als jongeren offline gezonde relaties hebben, is het waarschijnlijk dat dat online ook zo is. Als ze in het echte leven moeite hebben om gevaren en risico’s in te schatten, is de kans groter dat dat online tot problemen leidt. Uit een van de onderzoeken, waarbij vier dagen lang alle berichten van 171 Amerikaanse tieners werden geanalyseerd, bleek dat van alle interacties 70 procent met vrienden en leeftijdsgenoten was. 21 procent betrof communicatie met de vaste vriend of vriendin en 3 procent met ouders. Slechts 1 procent van de berichten ging naar ‘andere’ volwassenen.
2 ‘Mijn kind wordt gecyberpest’
Ook hier zet offline gedrag zich vaak online voort. Een kind dat op school gepest wordt, loopt een grote kans om ook via berichtenapps of sociale media te worden gepest. Jongeren die moeilijk sociaal contact leggen, zijn online ook kwetsbaar. Daar staat tegenover dat zij op internet gelijkgezinden kunnen vinden, wat ze minder eenzaam kan maken en ze sociale vaardigheden kan bijbrengen.
3 ‘Mijn kind verliest het contact met de echte wereld’
De tijd die online wordt doorge- bracht, lijkt in de plaats te komen van vrienden die elkaar echt opzoeken. Er is echter vrijwel geen bewijs dat online media de kwaliteit van vriendschappen aantast of leidt tot een sociaal isolement. Jongeren gebruiken hun mobiel voor een groot deel om met hun bestaande vrienden te communiceren – en dat lijkt die relaties juist te versterken. Odgers en George schrijven dat onderzoek de ‘rijken-worden-rijker’-hypothese ondersteunt: goede sociale contacten worden dankzij internet alleen maar beter.
4 ‘Mijn kind vervreemdt zich van mij’
Voor relaties tussen ouders en kin- deren geldt hetzelfde als bij veel voorgaande angsten: is die offline gezond, dan gaat het online ook goed. De schermen kunnen leiden tot minder tijd die wordt doorgebracht met ouders, maar dat verzwakt de relatie niet per se. Dat contact leggen nu zo gemakkelijk is, kan juist in het voordeel van de ouder-kind-relatie werken. Opmerkelijk is dat het er daarbij toe doet wie het contact zoekt: kinderen die zeggen dat ze zelf regelmatig hun ouders berichtjes sturen of bellen, zeggen dat de band goed is. Maar hoe vaker ouders hun kinderen bellen, in het bijzonder met het specifieke doel het kind te controleren of boosheid te laten blijken, des te slechter de relatie volgens het kind is.
5 ‘Mijn kind doet zich op internet anders voor en dat tast zijn zelfbeeld aan’
Ook hier toont het grootste deel van de onderzoeken dat er een overlapping is in hoe jongeren zich offline en online presenteren. Maar sociaal wetenschappers weten nog relatief weinig over hoe tieners internet inzetten om hun karakter en zelfbeeld te vormen.
Wel is aannemelijk dat internet homo’s, lesbiennes, biseksuelen en transgenders in staat stelt om hun identiteit te ontdekken en te ontwikkelen in een anonieme, gecontroleerde omgeving – iets wat in een klaslokaal een stuk moeilijker is.
6 ‘Mijn kind loopt een cognitieve achterstand op door al dat multitasken’
„Dit project heeft me minder bang gemaakt voor de online wereld aangaande mijn eigen kinderen”, zegt Odgers. „Maar ik erken tegelijk dat er heel veel is wat we nog niet weten, en dat we als ouders en onderzoekers snel moeten handelen om de digital natives bij te blijven.”
Over het effect van multitasken is bijvoorbeeld nog weinig bekend. Het zou kunnen dat het brein van adolescenten zich goed aanpast aan de digitale wereld, maar het kan ook dat de overdaad aan indrukken die via schermen binnenkomt de leervaardigheid aantast. Er is (nog) geen sluitend bewijs voor een van de twee, zegt Odgers.
7 ‘Mijn kind slaapt slecht’
Dit is het enige écht verontrusten- de uit het rapport. Het effect van schermgebruik op de slaap van tieners is drievoudig negatief: de smartphone komt in de plaats van tijd die anders slapend doorgebracht zou worden, de inhoud die tot ze komt (of dat nu schokkende beelden zijn, een felle discussie of een vervelende opmerking op sociale media) maakt het lastiger om in slaap te vallen en het felle licht van schermen verstoort het slaapritme. Kortom: het kind slaapt minder én slechter.
Vier van de vijf adolescenten zegt met de smartphone in of naast het bed te slapen. Jongeren die het apparaat in het donker gebruiken, zeggen twee keer zo vaak last te hebben van vermoeidheid.
Dat is ook wat Odgers na dit onderzoek thuis heeft aangepakt, zegt ze. „Smartphones, tablets en laptops zijn ’s nachts niet meer in de slaapkamer toegestaan. De wetenschap is op dit punt vrij duidelijk: schermtijd voor het slapengaan verstoort de slaap en dat kan de volgende dag negatieve effecten hebben. Dus: lichten uit, schermen uit.”