Tip hier de redactie
Posts
Bekijk overzicht
17 August 2023
Artikel delen

Online leeromgevingen en online leren

Categories

Tags

    Deel dit artikel

    Wilt u belangrijke informatie delen met de redactie?

    Tip hier de redactie

    Vanaf ongeveer 1996 bestaan online leeromgevingen. ‘Teleleerplatform’ was in dat jaar de soortnaam. Daarna ‘Elektronische leeromgeving’ (ELO), ‘Digitale leeromgeving’(DLO), of Learning Management System (LMS) en nu ‘Online leeromgeving’. Moodle, Blackboard, Learndash, Huddle en A New Spring zijn voorbeelden.

     

    Intussen is er wel wat verschuiving in het taalgebruik opgetreden. Werden in het begin de term ‘online leeromgeving’ en de synoniemen gebruikt om de software aan te duiden, nu kom je ook tegen dat een bepaalde hoeveelheid bij elkaar horend online leermateriaal (de ‘cursus’) wordt benoemd als een online leeromgeving. De software heet dan ‘platform’. Toen ik dat voor het eerst las, vond ik het fout taalgebruik, maar discussie hierover is nooit productief. Trouwens, op het web zoeken met de term “online leeromgeving” leidt vooral naar mensen en organisaties die daar het platform mee bedoelen. En nu ik toch bezig ben: ik noem ‘degene die leert’ leerling, en voor de ‘aansturende’ gebruik ik leraar. Je kunt er andere woorden voor gebruiken, weet dat ik in dit artikel bovenstaande termen gebruik.

    In het begin

    Bij het CINOP hebben we vanaf 1996 een aantal jaren online leeromgevingen getest, als een soort consumentenbond. Dat was nuttig werk, maar inmiddels ontlopen de beschikbare online leeromgevingen elkaar weinig meer. Soms kom je nog claims tegen dat een bepaalde omgeving heel goed een bepaalde didactische aanpak ondersteunt. Dat is onzin; met elke online leeromgeving kun je elke didactische aanpak aanbieden, zoals je met elke tekstverwerker alle soorten teksten kunt schrijven en opmaken.

    Leeractiviteiten

    Er speelt iets veel belangrijkers wanneer je cursus in een online leeromgeving maakt en die aanbiedt aan leerlingen: leeractiviteit. Leerlingen leren vooral als ze iets doen. Niet als ze alleen kijken en luisteren. Wel als ze gevraagd wordt iets te doen met bepaalde kennis. Echter, in een cursus die gevolgd wordt in een online leeromgeving is dat een probleem, want de leraar staat niet voor je neus om je bij de les te houden. De enige oplossing daarvoor is: stop de online cursus vol met leeractiviteiten, zodat de leerlingen zo veel mogelijk aan het werk zijn.

     

    Ik geef hiermee al direct mijn belangrijkste punt weg, maar het heeft niet zoveel zin dat uit te stellen. Een goede cursus in een online leeromgeving moet barstensvol zitten met leeractiviteiten. Het maakt niet uit of je deels face-to-face lesgeeft en de leerlingen deels via de online leeromgeving leren, ook dan moet het online deel leeractiviteit georiënteerd zijn. Natuurlijk moeten de leeractiviteiten die je bedenkt passen bij de leerdoelen, anders leiden ze niet tot de gewenste leerresultaten.

    Vier principes

    Deel de cursus in in betekenisvolle onderwerpen

    Indelen in hapklare brokken doe je in een face-to-face lessenreeks ook, dus dit is niet nieuw of bijzonder.

    Maak de leeractiviteiten tot de kern van de cursus

    Sommen maken, woordjes memoriseren, oefenvragen beantwoorden, een verhaal schrijven, twee dingen vergelijken en de beste kiezen, gatenteksten vullen, een schets maken van een tiny house. Aan deze voorbeelden is al te zien wat in mijn ogen leeractiviteiten zijn. Om de vaart er niet uit te halen, ga ik er hier niet op in, maar aan het einde van dit artikel wel.

    Natuurlijk is voor het uitvoeren van een leeractiviteit kennis nodig. Als leerlingen die kennis nog niet hebben, moeten ze dat eerst verwerven. Je kunt ze daarbij helpen door er ‘les’ over te geven: uitleg met woord en gebaar tijdens een online sessie, en/of gestold in een presentatie. Maar altijd omdat het nodig is voor de leeractiviteit die ze daarna moeten gaan doen. Ik heb nogal wat studiedagen en congressen bijgewoond over hoe je online leren vormgeeft. In tachtig procent van de voorbeelden was men vooral bezig met het vormgeven van dat wat men wil overbrengen of vertellen. Fancy presentaties, met video, met animaties. Zorgvuldig opgemaakte teksten met afbeeldingen, tientallen voorbeelden heb ik voorbij zien komen. En de leeractiviteiten kwamen er bijna altijd bekaaid af.

    Zoek naar manieren om je feedback efficiënt te geven

    Commentaar en feedback op de uitgevoerde leeractiviteiten zijn voor leerlingen van wezenlijk belang. Je wil horen of het goed is of niet, welke fouten je maakt, wat het niveau van je werk is, want straks komt er een toets. In een face-to-face situatie gaat dat gemakkelijker, want je hebt de leerlingen voor je neus. In een online situatie ben je voor je het weet ontzettend veel tijd kwijt met waarderen, feedback geven, suggesties doen. Naast dat je regelmatig specifieke feedback wil geven aan elke leerling, want dat verdienen ze, zijn er ruwweg twee manieren om de efficiëntie erin te brengen: leermateriaal maken dat zelfsturend is, en stimuleren van leren in kleine groepen.

    Met zelfsturend leermateriaal bedoel ik oefenvragen met voorgestructureerde feedback. Je kent het wel, en de allerslechtste feedback die je daarin kunt tegenkomen is “Nee dat is niet goed, probeer het nog eens”. Dodelijk, en het kan veel beter. De meeste online leeromgevingen hebben wel een module waarin het mogelijk is oefenvragen te maken met automatische feedback. De kwaliteit van de vragen, én de feedback, hangen van jou af. Kernprincipe bij het maken van dit soort de vragen en de antwoorden is: lok met de antwoordalternatieven specifieke denkfouten uit en geef daar gericht commentaar op (zie kader 2).
    Leren in kleine groepen kun je zien als een poging om de leraar te vervangen door de groep. Als je leert en werkt in een groep ben je tenminste niet alleen aan het pielen. Ook hierbij is het oppassen geblazen, want lang niet alle leerlingen gedijen bij het leren in een groep. En alleen maar leren in een groep werkt ook niet.

    Laat je leerlingen weten dat je regelmatig online bent

    Deze regel valt enigszins buiten mijn pleidooi om met leeractiviteiten te werken, maar heeft meer te maken met het stimuleren van activiteit.

    Met passief online zijn, dat wil zeggen bereikbaar zijn, bied je de gelegenheid aan te schieten met vragen. Als je actief online bent, schiet je hen aan om te horen of het een beetje lukt met het werk. Als ze weten dat je de vinger aan de pols houdt, is dat een stimulerende, of wie weet controlerende factor.

    Leeractiviteiten, wat zijn dat?

    Zoals al gezegd, iets is een leeractiviteit als een leerling iets doet. Kijken en luisteren naar een leraar die iets uitlegt kun je ook een leeractiviteit noemen, want de leerling denkt mee. Daar valt wat voor te zeggen, alleen het is niet na te gaan óf er ook daadwerkelijk iets gebeurt in het hoofd van de leerling. Daarom sluit ik deze activiteit uit en definieer ik een activiteit als leeractiviteit als er sprake is van een zichtbaar resultaat. Dat resultaat kan de leraar bekijken en er feedback op geven.

     

    In https://nl.wikibooks.org/wiki/Onderwijsprofessional/Begrip/Leeractiviteit wordt het begrip leeractiviteit opgesplitst in reproductieve en productieve leeractiviteiten, wat een handige indeling is. Voorbeelden van de reproductieve zijn: benoemen, samenvatten, hoofdlijnen aangeven, onthouden. Voorbeelden van de productieve: voorspellen, boordelen, beargumenteren, creëren.

     

     

    Zo rond 2015 bood de Open Universiteit (OU) een MOOC (Massive Open Online Course) aan over e-learning. Wilfred Rubens was de initiator en maker. Ik kon niet wachten om mee te doen. Hoe zouden hij en zijn collega’s het hele gebied van online leren in kaart brengen? De cursus draaide gedurende 6 weken. Ik was binnen 2 weken afgehaakt. Ongetwijfeld door te weinig zelfdiscipline, maar zeker ook door een gebrek aan leeractiviteiten: ik hoefde nauwelijks iets te doen.

    Een jaar later werd de cursus opnieuw aangeboden. Weer nam ik deel, maar nu moest ik flink aan het werk. Een oordeel over iets formuleren. Feedback geven op een tekst van een medecursist, en dan met argumenten. Online een korte discussie voeren met de cursisten van mijn leergroep, waarbij je tenminste twee keer een relevante bijdrage leverde. Een korte tekst schrijven over een onderwerp, en die werd van feedback voorzien door een medewerker. Natuurlijk waren er ook presentaties, webinars en interviews met deskundigen, maar wat daar gepresenteerd werd had je nodig voor de leeractiviteiten. Dit keer was ik wel de hele cursus van de partij.

     

    Een voorbeeld van een muliple choice oefenvraag zonder tweede poging, met antwoorden die bij voorspelbare denkfouten horen, en goede feedback. Het is een wat flauwe vraag, maar hij illustreert wat ik bedoel.

     

    Vraag: “Hoe heet de vorst van Nederland?”
    Antwoordalternatieven:

    1. Maxima
    2. Willem Alexander
    3. Rutte
    4. Beatrix

    Feedback bij 1: Nee dat is niet juist. Maxima heeft wel de titel koningin, maar zij is niet de vorst. Dat is haar man Willem Alexander.

    Feedback bij 3: Nee dat is niet juist. Rutte is de baas van de regering, hij hoort niet bij het koningshuis.

    Feedback bij 4: Nee dat is niet juist. Beatrix was vroeger wel de vorst (koningin) van Nederland, maar nu is zij daarmee gestopt.

     

     

    Aike van der Hoeff is onderwijskundige. Hij werkte na een docentschap aan een HBO-V, als consultant onderwijs en ICT bij het CINOP en was daarna specialist onderwijs en ICT bij de lerarenopleidingen van de HAN. Na zijn pensionering werkt hij zelfstandig als ontwikkelaar e-learning materiaal en als inrichter en beheerder van online leeromgevingen. In 2013 verscheen onder redactie van Erik Bolhuis en hem bij Coutinho het boek ‘Onderwijs met ICT’.

    Tekst: Aike van der Hoef

    Tags

    Deel dit artikel

    Wilt u belangrijke informatie delen met de redactie?

    Tip hier de redactie

    Gerelateerd

    BLIJF OP DE HOOGTE VAN AL HET ONDERWIJSINNOVATIE NIEUWS